Er is een mevrouw – Willem Haandrikman

Er is het verhaal over een mevrouw die elke
ochtend haar zieke man in de kleren helpt.
Zijn tanden poetst, hem voedt, hem daarna
op zijn speciale stoel voor de televisie zet.

Die zich daarna aankleedt, naar haar werk
gaat en hoopt wanneer ze terugkomt alles
nog bij het oude vinden zal. Een mevrouw,
verstolen in een huizenrij of in een torenflat.

Het verhaal over een mevrouw zoals er
honderdduizend anderen zijn. Die in stilte
wegkwijnt en welhaast geen waardering krijgt.

Dat verhaal van een mevrouw die ‘s avonds
haar moeie hoofd neerlegt en met een slaaptablet
hopelijk voor een uur of wat haar zorg verdrijft.

10.11.23

Steeds als – Willem Haandrikman

(bij de dood van Gerard Nijenhuis, 24-19-2023)

Steeds als een mij bekende
een al dan niet gewenst beroemd gewordene
een bloedverwant, een verre vriend, dorpsgenoot
man, vrouw of kind, van horen zeggen, gelezen
in de krant of – zelfs dat niet – is overleden
begeef ik mij in het bos en zie de open plek
waar zo kortelings nog die beuk of ceder stond.

Gure wind blaast door plekken waar ik al veel gelopen
heb. Andere zijn niet zichtbaar meer, voelen bijna
gerieflijk aan. Onsterfelijkheid betekent dat men alle
bomen vallen ziet. Onwetend wanneer, hoe, waar om
bang van te worden. Ooit verscheen een opperwezen dat
hoop en redding zou brengen. Over sterven gaf het echter
geen kik. En zo tref ik steeds nieuwe open plekken
aan. Ik prevel de namen bij de verdwenen bomen.

En als steeds valt er dan een bundel licht door de
takken van een nevenstaande: het wordt gezien!
Ik onderga het met intens verdriet en met de
woede van een kind dat vastbesloten is zich
niet te laten pakken en wegloopt van de plek
en dat tijd nog niet als vijand kent.

Kwatrijn – Rob Boudestein

Was ik Rimbaud, ik zag kalessen, draken,
tamboers, een mijnstreek, galerijen, staken.
Maar nu zie ik wat weiland met een koe,
meer kan ik er waarachtig niet van maken.

Uit: Dansen op de maat van het ogenblik

De tjiftjaf – Rob Boudestein

Toen wij hem deze lente hoorden,
leek ons zijn lofzang wat kortaf,
maar mooi dat hij een wijfje scoorde,
dat vogeltje van weinig woorden,
met slechts de klanken tjif en tjaf.

Amen&uit – Rob Boudestein

Amen, ach wanneer het meezat,
bloeide er het fluitenkruid.
Maar als Amen geen café had
reed je zo weer Amen uit.

Uit: Drenthe is best mooi (op Google Maps)

Fragment uit Storm op komst – Alie Seubers


Met een bonzend hart blaast Nora voorzichtig haar adem uit als de kust weer veilig is. Wat zouden ze gedaan hebben? Haar hart staat stil als ze stevig wordt vastgepakt. ‘Hé, joh? Laat los. Hou op. Ik moet naar huis. Wie is dit?’ Ze schopt naar achteren en raakt een been. ‘Jij lelijke rooie, denk je echt dat je mij aan kunt? Ik zal je krijgen.’ Aan haar haren wordt ze meegesleurd en strompelend valt ze op de grond. Haar woede komt naar boven als ze ziet dat Cornelis haar aanvalt. Ze ziet een stok liggen en besluit om die te gebruiken om zich te verdedigen. Ze zet haar voet tussen zijn benen en schopt keihard naar boven. ‘Au, teringwijf!’ Nora heeft een helder moment. Ze pakt razend snel de stok en slaat ermee zo hard ze kan tegen zijn hoofd. Hij valt op de grond. Nora ziet hem vallen. In één run is ze bij de auto en start hem zo snel als ze kan. Ze doet snel de deuren van de auto op slot als ze hem
aan ziet komen lopen met bloed op zijn voorhoofd. Cornelis springt voor de auto, terwijl Nora net de auto aan de praat heeft. Ze rijdt gewoon door en kijkt naar zijn gezicht tegen de voorruit. Nora rijdt snel achteruit en weer vooruit. Ze draait de auto een kwartslag en merkt dat ze bijna in de vaart zit. Met een ferme straal gas komt ze weer op straat en rijdt keihard weg. In de achteruitkijkspiegel ziet ze de modderspetters omhoog vliegen. Ze weet dat het strafbaar is om iemand te laten liggen, maar in dit geval is het noodweer. Ze veegt het zweet van haar voorhoofd af. Met een knalrood hoofd rijdt ze door het dorp naar de Oranjelaan.

Behoed mij voor de poëzie – Gijsje Gramsma


Vandaag geen poëzie alstublieft

Behoed mij voor de poëzie
want als ik schrijf dan val ik met
de woorden mee en
daal ik naar het scherp
van wee en moed en dan
weer leeg en zonder goed

val ik door mijn lagen
heen, tuimel ik naar dit
en dat ik eigenlijk ook
niets weet en niets begrijp

in mij stapelt woord op woord
en wee degene die mij
stoort in de cadans
van hoop doet leven

ik bind mij bij elkaar tot poëzie
een lichte zin, een heldere droom,
verklaar, markeer, benoem

terwijl ik tegelijkertijd besef
de dagen en de nachten
zo zijn ze werkelijk niet.

Jurkjesdag – Willem Haandrikman

Ik moest even naar de bakker. Mijn vrouw is allergisch voor lactose, daarom moet ze speciaal brood. Het was druk in de bakkerswinkel. Er stonden twee rijen klanten. Stellig had het mooie weer ermee te maken. Mensen willen erop uit en zijn geneigd makkelijker iets te kopen. Tussen al dat snoepgoed wordt een mens week. Er liep een jonge vrouw langs het raam en stapte binnen. ‘Jeetje’, zei ze toen ze de drukte zag. Ik gaf haar wat ruimte om haar door te laten naar de andere rij. ‘Dank u wel’, zei ze glimlachend. Ze sloot zich aan. ‘t Is ook allemaal zo uitdagend hè,’ hoorde ik iemand zeggen. ‘Jaaahh’, zei de aangesprokene zuchtend. De jonge vrouw lachte. Ze droeg een fleurig jurkje en had blote benen. Rokjesdag, flitste in me op. Maar het was helemaal geen rok. Het was duidelijk een jurk. Heet het wanneer één vrouw broek of kousen uit laat meteen al Rokjesdag? Een vrouw naast me gluurde naar de blote benen. Straks zou zij ook ….

Beste psychiater van mijn moeder – Paula Laning

U vroeg om een beeld van mijn moeder vroeger
Ik dicht mijn zinnen tot versregels
en strofen die roepen hoe mijn moeder vroeger
was – toen wij nog klein waren (bis) – was
mijn vader de boeman
mijn moeder de verklikker
hij sloeg ons
zij bleef
met ons

mijn moeder dicht niet maar schrijft
brieven

mijn moeder gooide borden op de grond om
de ruzie te sussen tussen mijn broer en mij
mijn zusje ruimde het puin
niets tegen papa zeggen
’s middags kocht ze nieuwe bij de kringloop

mijn moeder dicht niet maar schrijft
brieven

haar mondelinge en schriftelijke explosies verwoestten
bloedbanden
neven en nichten zagen we niet meer

mijn moeder dicht niet maar schrijft
brieven met priemende en berispende erupties
mijn vader breide alles weer recht
mijn moeder breit alleen averecht
ik realiseer me
nu pas
dat zij een realistisch beeld van de realiteit
ontbeert

Beste psychiater,
Mijn moeder maakt mijn vader zwart
haar hele leven lang en nog
steeds en met terugwerkende kracht
om hem maar niet te hoeven missen
hij is dood en zij wil ook

Nul-nul – Peter Veen

Hij moet er knettergek van worden. Al die voetballers die voor een wedstrijd met hun ogen en hun armen of wijsvingers hemelwaarts gericht lopen te prevelen. Want ik verwacht niet dat ze smeken om wereldvrede. Niet om hulp en bijstand voor de verworpenen der aarde. Niet voor rechtvaardigheid. Niet voor een gezonde aarde. Niet voor een lang  en gelukkig leven voor alles wat leeft. Niet voor een fijne wedstrijd. Nee. Ik verwacht dat ze allemaal vragen of hun god hen helpen wil te winnen. En als er maar één god is, dan is hij van beide partijen. Beloont hij dan de beste bidder, de eerlijkste smeker, de onschuldigste zondaar? Als ik god was speelde ik het eerlijk. Nul-nul. Ook na dagenlang penalty’s.

Lees elke zondag een nieuwe zeer kort verhaal van Peter Veen op zijn blog: www.peterveen.nl/blog

Vergankelijkheid en zelfacceptatie – Claudia Stinne

Bizar hè, hoe mooi de herfst is?
​Die verscheidenheid aan kleuren, allen stralend in het najaarszonnetje.
​Mijn gedachten vergelijken deze natuurpracht met het voorjaar.
​Ook schitterend, met al die flitsend groene kleuren, zo totaal vers en sprankelend.
​Maar veel meer eender en dertien in een dozijn.

​Hier in het najaar verwelkt eenieder in diens eigen tempo.
​De ene boom al bijna kaal, het blad eronder grauw en vergaan.
​Tot pulp gestampt.
​Een ander nog vrijwel getooid in groen blad.​
Geen vleugje vergankelijkheid te bespeuren.
En allen er tussenin zo kleurrijk aan het loslaten…

Het betovert mij bijna, in deze warme gloed van de ondergaande zon.
Wie bewondert de natuur nu niet?
En toch zien wij mensen bij elkaar enkel en alleen de jeugd.
Dat frisse en ontluikende groen, waarin zo weinig variatie te bespeuren is.​​​​​​​
Zou het de angst voor onze eigen dood en vergankelijkheid zijn?
Waarom wij de herfst in anderen afkeuren en deze bij onszelf met botox bestrijden?

Even verderop stamp ik door de modder. 
En zie ik ook heus wel de narigheid van het verval.
Druilerige dagen vol grauwe luchten, mist, wind en regen.
Ze staan ineens symbool voor de kwaaltjes waarmee we opgezadeld raken,
​Als de jaren steeds meer gaan tellen.
In het ene land heb je wat meer of vaker last van dergelijke kuren dan in het andere.
​Maar ja de ene mens wordt ook gracieus en zonder gedoe oud.​​​​​​​​
Terwijl de ander al kwakkelend op zijn twintigste uit elkaar valt.​

Gemiddeld zijn we allemaal hetzelfde.
En per definitie zijn we mens voor mens verschillend.
Of jij intens wit bent als een berkenstam,
Beige gekleurd,
Een gele of rode tint hebt,
Of zo donker bent als ebbenhout…
Ik vind alle natuur even prachtig.
Groen weidelandschap of majestueuze bergketen.
In alles zitten mooie elementen, zaken die gaan vervelen of ergelijke onhebbelijkheden.
Die weides gaan op elkaar lijken,
En de haarspeltbochten vreten je tijd op.​​​

Wat ik maar wil zeggen: wees trouw aan wie je bent.
Het is zoals het is en wetmatigheden vallen niet te veranderen.
Eisen dat je altijd jong blijft is net zo stompzinnig als
Af willen dwingen dat het nooit meer regent…
Je kan er tegen vechten.
Of er iets van maken, zoals het is.

Van mij mag je de natuur een handje helpen,
Om jezelf goed te conserveren.
Als je goed voor je lichaam zorgt blijf je immers langer in bloei.
Maar daarin denk ik in de trant van water geven.
Maak geen karikaturistische Bonsaiboom versie van jezelf!​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​

Claudia Stinne is auteur van Een leven op wielen en mede-auteur van Het verborgen pad

Mien mamme mot mien gedichten kunnen lezen – Annie Martens

Op zundagmörn speulde hai mondharp
Mamme zong der bie: Heideroosje, Een karretje
op de zandweg reed, Op de grote stille heide.

Ik luusterde onder wollen dekens

‘s Zoaterdagsoavonds gingen ze daansen
Daanste hai met een vrumde vrouw
vruig ze: ‘Ging t wel goud?’

‘Nait zo goud as met tie’, zee hai den.

Ze waren gek op meziek en op mekoar
Gedichten waren nait veur ons:
Wie waren gewone minsen.

Houtduif – Mischa van Huijstee

van nature ben ik geen renner
maar een sjokker
mijn buikje en ik zijn lid
van dezelfde gezelligheidsvereniging
en als we het toch over bodycharming hebben
wil ik dit nog even kwijt
lieve mensen
het leven krijgt pas kleur als je het ziet
kijk maar naar mij
zachtaardiger wit dan grijs bestaat er niet

(uit: Kleine vogelgids)